vrijdag 27 november 2009

Het eerste resultaat


Dat ik alweer een tijdje terug ben in Nederland zal iedereen wel duidelijk zijn. De mogelijkheid weer echt bij te kletsen maakte het bloggen ook meteen een stuk minder spannend, vandaar de radiostilte... Maar toch, niet alles verspreid makkelijk via de tam-tam en aangezien ik het eerste uitvloeisel van mijn afstudeeronderzoek graag met jullie deel, schrijf ik maar weer eens een berichtje. Deze week ben ik naar Kopenhagen geweest om iets te vertellen over Galicië en het metropolitane landschap aldaar. Niet dat het echt zo metropolitaan in Galicië is, maar wel een mooie aanleiding om mee te doen aan de conferentie en naar Kopenhagen te gaan. Het paper dat bij het verhaal hoort staat inmiddels op de rso-blog, en is te vinden onder de volgende link: http://www.rso.wur.nl/NR/rdonlyres/0E4A7E91-D22A-4388-9840-46531A0583E2/96343/PlanningrealitiesGalicia.pdf . Het paper laat vanuit verschillende invalshoeken zien hoe ruimtelijke planning werkt in Galicië en wat de invloed van het beleids is op de meer stedelijke gebieden. Extreem wetenschappelijk is het verhaal niet, het paper is vooral gebasseerd op mijn persoonlijke ervaringen.

dinsdag 28 juli 2009

Laatste loodjes

Met de komst van Mathijs, is nu echt de laatste fase van mijn onderzoek hier aangebroken. Wel een vreemd idee, om straks weer naar Nederland te vliegen en alles hier achter me te laten. Het begint nu langzaam te wennen, maar blijft een ver van mijn bed show. Het is dan ook nog niet helemaal zo ver.
Aan de laatste interviews wordt gewerkt. Mathijs toont zich ondertussen een waardige assistent, als privéchauffeur en fotograaf. Afgelopen vrijdag zijn we naar A Fonsagarada gereden om een Uxfor te bezoeken. De routebeschrijving was opmerkelijk: “Rijd eerst maar naar Fonsagarada, daar moet je even de weg vragen naar San Martín de Suarna, en als je in San Martín bent, moet je naar Emilio vragen.” Gelukkig vind je overal langs de weg oude mannetjes, die erg behulpzaam zijn, en ook erg nieuwsgierig... Het kan niet anders of heel San Martín is nu op de hoogte van het bezoek van twee Nederlanders aan Emilio.
Met Emilio hebben we het Uxfor-gebied bezocht. Terwijl ik hem ondervroeg, liep Mathijs gewillig achter ons aan met een fototoestel.
Het eigendomsrecht binnen dit gebied zit enigzins merkwaardig in elkaar. Het
grootste gedeelte van de grond is gemeenschappelijk bezit, maar de kastanjebomen die erop staan behoren toe aan de huizen (of families), en zijn dus privaat bezit. Iedere “buurman” heeft zijn eigen groepje bomen gemarkeerd. Op zich functioneert dit allemaal prima, zolang iedereen maar bij zijn eigen bomen blijft. Een paar “marcadores” markeren echter alle bomen die overblijven, ook degenen die niet bij hun huis horen. Tja, dan wordt het al lastiger. Vooral omdat dit systeem van eigendom juridisch gezien geen enkel bestaansrecht heeft. Om de problemen de wereld uit te helpen (ook onderhoud aan het bos is lastig te coordineren, net als rooien) werd het idee opgevat om het bos met alle buren gezamenlijk te beheren. De Xunta was op dat moment net bezig om het Uxfor-beleid op te starten, de ideeën kwamen bij elkaar en zo kreeg het bos de stempel Uxfor.
Behalve over de Uxfor babbelden we ook af en toe over andere dingen, over koeien, politiek en de verschillen tussen Nederland en Galicië. Zo was Emilio ervan overtuigd dat het in Nederland nooit koud werd in de winter, want “het is een land onder zeeniveau, en onder zeeniveau kan het nooit koud worden, net als in Denemarken”. Dat schaatsen in Nederland een grote sport is, je daarvoor ijs nodig hebt en voor ijs temperaturen onder nul nodig zijn, leek hem nog niet helemaal te overtuigen. Verder was Emilio overigens goed bij de pinken. Door zijn melkquota (en koeien) op het juiste moment te verkopen, leverde dat hem een appartement in Lugo op. Zijn dochter woont er nu, in dezelfde straat als ik.
De rest van het weekend brachten we iets ten zuiden van A Fonsagarada door, in de Sierra das Ancares, de oostelijke uitloper van het Cantabrisch gebergte. Hier hebben we zaterdag mijn verjaardag geviert. Behalve dat het Santiagodag was (de grote feestdag van Galicië, maar dat trok een beetje aan onze camping voorbij), kabbelde dag rustig voorbij. Voor het extra jarige gevoel had Mathijs nog slingers geknutseld, die ons tentje versierden. Bereik op mijn telefoon had ik niet en de rest dag heb ik doorgebracht met het uitwerken van aantekeningen van de dag ervoor, vangen van teken (krijg je ervan als je je bezig gaat houden met bosbeheer) en het bezoeken van Piornedo. Piornedo is een soort van Orvelte (moest ik aan denken) of Giethoorn (moest Mathijs aan denken), met gerestaureerde keltische huisjes (palazos) en een paar toeristen die ze bezoeken. Veel mensen waren er niet, maar het lag ook wel erg afgelegen. Het lag ruim 40 kilometer vanaf onze camping, oftewel anderhalf uur rijden over slingerweggetjes.
De volgende dag zijn we een berg opgewandeld en weer teruggereden naar Lugo. Na alle bergweggetjes ging de snelweg zo ineens we heel erg hard (40 kilometer in veel minder dan een half uur). Deze week werken we nog even hard aan de laatste loodjes; ik aan de laatste interviews, Mathijs aan zijn artikel. En dan is het eindelijk zover: vakantie!

maandag 20 juli 2009

De melkcrisis

Afgelopen week was de witte week. Het klinkt bijna als een nieuw katholiek hoogtepunt, maar heeft er bitter weinig mee te maken. De melkveesector is boos. De afgelopen zes maanden zagen zij de melkprijzen kelderen en daarmee ook hun inkomen. De Galicische boeren eisen van de nationale overheid dat er een minimumprijs wordt vastgelegd en protesteerden daarom een week lang, la semana blanca.
Toen ik door Olga in Chantada op de bus werd gezet kwamen we al wat boeren tegen, die zich daar hadden verzameld om naar Lugo te vertrekken. Bijna had ik op de trekker meegekunt naar Lugo, maar de bus was wel zo comfortabel en bespaarde bovendien een hoop tijd. Met Olga had ik het er al even over gehad. Trots vertelde ze aan alle boeren, die gemoedelijk koffie stonden te drinken, dat ze in Nederland geen franse supermarkten hebben. Nederlandse boeren produceren voor hun eigen markt. Volgens de boeren zijn de Franse supermarkten de schuldige. Zij kopen de galisische melk niet (de melkfabrieken lopen hier over van de melk), maar importeren veel goedkopere Franse melk om hier aan de consument te verkopen. In de afgelopen maanden hebben de boeren al herhaaldelijk alle schappen melk van de Carrefour leeggehaald, om vervolgens weer net zo hard naar binnen te gooien. Eroski heeft nu maar een schap melk ingericht waar heel groot bij staat “producto de Galicia”. Ook zij zagen boze boeren hun winkels binnen stormen.
Dat Nederlanse melkboeren ook wel eens de straat opgaan en trekkeropstoppingen veroorzaken, ging er bij de boeren op het busstation niet in. Ook niet dat produceren voor eigen markt niet alle problemen oplost. Geen enkele Nederlander voelt volgens mij de impuls om z’n eigen markt te beschermen, en koopt het liefst kiloknallers en de goedkoopste melk.
De kranten smullen ervan en reserveren meestal de eerste paar pagina’s voor de melkcrisis. Het meest komen de gedupeerden aan het woord en in een hoekje kun je dan ook nog lezen dat de Spaanse minister van economie ‘demonstreren niet de oplossing’ vindt.
Afgelopen donderdag was ik heel even getuige van een demonstratie. Olga belde me dat ze in Lugo was. Toen ik haar ging opzoeken in het centrum, werd het doel van haar komst me langzaam duidelijk. Na de ME gepasseerd te zijn, vond ik haar en een vriendin te midden van demonstrerende boeren. Erg fanitiek waren de dames niet, eerst maar koffie gedronken, toen etalages bekeken (Olga zocht nog wat voor een bruiloft) en uiteindelijk sloten we ons weer aan bij de toespraken. In het Galego werden alle eisen nog eens duidelijk gemaakt en de eerste wapenfeiten medegedeeld. Later die middag zouden de onderhandelingen beginnen met de overheid.
(foto El Progreso)

woensdag 15 juli 2009

Hoe ik onbedoeld een weekend op het platteland doorbracht

Foto's: Olga bij uxforbord (l), uxfor gebied: opgeruimd en opnieuw bepland (r), Olga in de bodega (l), oma in de keuken (l), de beestenschuur (r), uitzicht vanaf het hoogste punt (r)

Na wat omzwervingen en moeite om een goede focus te vinden voor mijn onderzoek ben ik nu beland bij bosbouw. Niet omdat mijn hard harder gaat kloppen bij het zien van bomen of omdat ik toch nog boswachter wil worden, maar omdat ze hier uxfors (spreek uit oessj-for s) hebben. Een uxfor is een forest management unit, een klein gebied met bos dat gemeenschappelijk beheerd wordt. Alle onderliggende percelen blijven echter privaat eigendom, de eigenaren beslissen samen over het beheer en delen de opbrengst. Dit is een van de meest ingrijpende manieren om iets te doen aan slecht onderhouden en ongebruikte percelen, om bosbranden te voorkomen en het platteland meer rendabel te maken. In de afgelopen weken heb ik met beleidsmakers gesproken over alle ins en outs rondom uxfors. Zaterdag had ik een afspraak met Olga, zij is contactpersoon van één van de uxfors en de kans meer te weten te komen over de uitvoering van het geheel. Door de telefoon had Olga gezegd dat ik niets hoefde mee te nemen en zij alles zou regelen. Ik was in de veronderstelling dat ik bij haar thuis zou lunchen. Eénmaal in Chantada vroeg ze wanneer ik weer terug wou, op maandag of dinsdag? Inmiddels ben ik wel meer verassingen gewend en heb ik de mogelijkheid het plattelandsleven van binnenuit mee te maken maar met twee handen aangegrepen.
Olga bleek een bijzondere vrouw. Gepensioneerd vakbondsvrouw, nationaliste, politica, met eigen zelfvoorzienende boerderij (minifundio, zoals velen in Galicië), maar ook belast met de zorg voor haar dementerende moeder en zieke echtgenoot. Ze gelooft in de uxfor, en heeft zich daar hard voor gemaakt. Volgens haar is het de enige manier om iets van de monte te maken. Als echte nationaliste houdt ze van haar land en heeft ze haar idealen om de positie van galicië te verbeteren. In tegenstelling tot het beeld dat de meeste nederlanders bij nationalisme hebben, zijn die idealen progressief en links.
Voordat we naar haar huis gingen hebben we even koffie gedronken in het dorp Chantada, hier liepen we om de vijf meter een bekende van Olga tegen het lijf. De meesten attendeerde ze meteen om castellano (gewoon spaans) te spreken, want ik was Hollandse en sprak geen gallego. Toen we een partijgenoot tegen het lijf liepen, verontschuldigde ze zich tegen over mij, “met hem moet ik echt even in het gallego praten, we zitten samen in de gemeenteraad voor de nationalistische partij”. Boodschappen deden we bij de Eroski (een grote supermarktketen), dat half baskisch, half gallego was: “ze zeggen dat de Eroski banden heeft met de ETA, maar wie zal het zeggen”; zelf dacht ze overigens van niet.
Bij haar thuis zat oma (93 jaar oud) al te wachten. De keuken was ongelooflijk, werd voor de helft gevuld met een grote stenen tafel en daarin een oven, en was de plek waar het dagelijkse leven zich afspeelde. Oma vroeg ongeveer iedere vijftien minuten wie ik was en waar ik vandaan kwam. Na het eten heb ik het interview afgenomen. Olga vond het een aparte ervaring om getaped te worden op voicerecorder, en precies te vertellen wat haar ervaringen waren met het oprichten van de uxfor. ’s Middags zijn we bij een paar eigenaren langsgegaan aan wie ik snel een paar geïmproviseerde vragen heb gesteld. Ondanks de grote woorden van de mannen die ik eerder sprak, over sociaal kapitaal en samenwerking, bleken de meesten niet precies te weten waar hun perceel lag en hoe het erbij had gestaan voordat ze waren leeggehaald en herbeplant. Hun participatie bestond uit het zetten van handtekeningen en bijwonen van vergaderingen. Een loonbedrijf, de overheid en een enkeling als Olga deden de rest.
’s Avonds gingen we kijken bij haar tuin en beesten. Ze had ook nog een perceel met aardappels en een paar met maïs, die vroeger voor de koeien waren. Deze koeien waren weg (het werd allemaal wel veel, toen ze alles alleen moest gaan doen), maar er stond nog wel een grote, niet eens zo oude, vervallen melkstal. In de tuin stond tot mijn verbazing behalve de gebruikelijke groenten (tomaten, sla, rapen voor de varkens) ook een grote hennepplant, was een cadeautje, haar zoon rookte af en toe. Mijn droevendaalgevoel was compleet. In een schuur achter de melkstal bevonden zich de beesten. Zoals op het hele erf van Olga, was het hier een enorme puinhoop. De meeste kippen zaten in varkenskotten, maar sommige in hokjes en anderen liepen vrij rond. Daarnaast had ze ook nog konijnen en varkens, allemaal voor de slacht.
De volgende dag maakten we, samen met een vriendin van haar, een uitstapje naar het hoogste punt in de omgeving. Op de terugweg stopten we om bosbossen te plukken en daarna sukkelde de middag langzaam voorbij. Terwijl iedereen een siesta hield, werkte ik mijn aantekeningen bij. Behalve over uxfors, ben ik ook veel wijzer geworden over het politieke reilen en zeilen in Galicië.
Aan het eind van de middag werd de rust verstoord door haar dochter en gezin die op bezoek kwamen. De twee kleinzoons vroegen we het hemt van lijf en vonden dat Nederland het beste voetbalteam ter wereld had. Dochter was zoals moeder, open, kordaat en direct. Ze vond dat haar moeder nu echt eens de schuur moest gaan opruimen en was blij dat in ieder geval de koeien weg waren. Zelf was ze, toen ze de kans kreeg, engels gaan studeren in de stad en vastbesloten de boerderij niet over te nemen. In Galicië is het redelijk normaal dat de vrouw de boerderij overneemt en daar blijft werken, terwijl haar man een baan elders heeft en zo voor een extra inkomen zorgt. Zo verging het Olga ook, hoewel ze daarna alle verworven vrijheden als vrouw heeft benut.
De volgende dag ging ik met een pot bosbessenjam, bergen nieuwe ervaringen en aantekeningen terug naar Lugo. Olga vroeg of ik nog eens langs kwam, als ik weer in de buurt was. Ik ga mijn best doen.

maandag 6 juli 2009

Rapa das bestas

Na het verkleedfeest van vorige week, heb ik afgelopen zondag echte galicische folkore meegemaakt: de Rapa das bestas, letterlijk het temmen van de beesten. De oorsprong van dit evenement stamt uit de bronstijd. Nu worden eens per jaar alle wilde paarden verzameld om de manen te knippen en de eenjarigen te brandmerken. Deze paarden leven normaal gesproken op de montes (heuvels, die in gemeenschappelijk bezit zijn), en houden die vrij van struweel; zoals wij schotse hooglanders hebben. Sommige paarden behoren toe aan een persoon of familie en worden verkocht. Maar verreweg de meesten zijn van de gemeenschap en gaan de volgende dag ook weer gewoon de heuvels in. Nou heb ik helemaal niets met paarden, en nog minder met paardenmensen, maar dit evenement wou ik wel meemaken. Terwijl ik nog zat te dubben om wel of niet te gaan en zo ja, hoe dan (de bus leek me nog niet heel aantrekkelijk), kwam Pepe aan de deur: hij had nog wel een plaatsje over in de auto. Zo gezegd, zo gedaan en de volgende ochtend gingen we op weg naar de rapa. Het was weekend, dus het regende. Bergschoenen en paraplu waren geen overbodige luxe.
De rapa das bestas is geen evenement voor pennymeisjes, vergelijkingen met het wilde westen en cowboys zijn meer op z’n plaats. Het eerste wat we zagen waren alle paarden die vanuit de heuvels de curro (ring) in werden gedreven. Vervolgens werden kleine groepjes merries met veulens in een compartiment gelaten voor het echte knippen. Aan de meeste paarden was te zien dat ze een jaar in het wild hadden geleefd. Sommigen hadden verklitte manen, anderen wolvenbeten. In de grote ring rolde een paard een paar keer over de kop en stierf, onder toeziend oog van de paardemannen (agarradores) die zich er snel omheen hadden verzameld. Nadat het beest was weggesleept, begon het knippen. Alle merries werden in een hoek gedreven en daar gehouden, terwijl de behendigsten vanaf de hekken op de rug van een merrie sprongen. Zij kregen een grote schaar aangereikt, knipten alle manen eraf en sprongen over naar de volgende merrie. Als de paarden rustig waren ging dit snel en behendig. Meestal werd er echter wel wat geduwd en getrokken en af en toe sloeg er eentje op hol met een agarrador achterop. Het brandmerken ging er ook niet echt zachtzinnig aan toe. Vier mannen drukten een veulen tegen de grond, om daarna heel hard te schreeuwen om een marca. Dit deel van het evenement kon ik nog wel plaatsen. Dat het er ruw aan toe ging, a la, zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Maar nadat zo ongeveer alle paarden in de kleine ring waren geknipt en gemerkt, werden een aantal hengsten ingelaten. Door de mannen werden ze met stokken tegen elkaar opgestookt, totdat er een paar rake trappen werden uitgedeeld. Ongetwijfeld het meest spectaculaire onderdeel van het evenement, maar de noodzakelijkheid van het kwaad ontging me een beetje. Behalve agarradores had zich ook een batterij fotografen zich in de ring opgesteld. Soms waren de rollen even omgedraaid en werden zij door de paarden in een hoekje bijeengedreven.

maandag 29 juni 2009

Arde Lucus

Met net het vorige feestje achter de kiezen, maakte Lugo zich op voor het volgende feest. Afgelopen weekend stond de hele stad in het teken van de romeinen, en speelde iedereen het spelletje maar al te graag mee. Voor het gemeentehuis verees een Romeins Castellum, de Praza Maior was veranderd in markt met romeinse koopwaar en churros, elders was een taverne ingericht met varken aan het spit, er werden romeinse toneelstukjes opgevoerd, overal was straattheater en ergens was een hoekje voor de Kelten ingericht. Dat laatste is opvallend. Het hele jaar door identificeren gallegos zich liever met kelten, maar tijdens Arde Lucus gaat iedereen liever verkleed als Romein en zie je alleen de alto’s als Kelt. Er zijn teveel indrukken om op te noemen, daarom een fotoreportage:




Kampement voor gemeentehuis.


De romeinse markt


Varken aan het spit bij de taverne


De notabelen


Oud romeinse spelen


De keltische buurt, behalve keltische symoblen in de lucht waren hier ook beesten, hutten en natuurlijk kelten


Romeinse taverelen




Ondanks dat iedereen zich had verkleed als romein, ging het leven van alledag gewoon door...



en natuurlijk waren er gladiatoren


woensdag 24 juni 2009

San Xoán

Zomer in Galicië betekent feest. De hele zomer door worden er kleinere en grotere feesten georganiseerd. Veel dorpen houden hun eigen kleinere feesten, de steden houden zich aan bepaalde feestdagen (vaak gekoppeld aan de dag van een heilige) om dan grootser uit te pakken. Gisteren werd er in heel Galicië San Xoán (of Juan, in goed castellano) gevierd. Dit betekend grote vreugdevuren, sardientjes en muziek. Volgens de lokale krant zouden er alleen al in de stad Lugo meer dan tweehonderd vuren worden aangestoken.
Samen met een paar andere uitwisselingsstudenten ben naar het vuur twee straten verderop geweest. Hier had de hele buurt zich verzameld, was er een latinoband aangerukt, springkussens voor de kinderen en stonden vrijwilligers de hele avond sardientjes te bakken. We hebben onze ogen uitgekeken, vooral omdat het een feest van iedereen is. Tot na twaalven liepen overal kindjes rond en de ouderen waren hun wandelstok vergeten en dansten alsof ze vijftig jaar jonger waren.
Als echte studenten maakten wij van de gelegenheid gebruik om hier ons avondeten te verschalken. Voor iedereen waren er namelijk gratis sardines (in zijn geheel gebakken), met brood en wijn... Ongelooflijk, in Nederland zou dat tot een enorme schranspartij hebben geleid, hier stond iedereen gemoedelijk in rij of vermaakte zich op een andere manier. Gelukkig verbaasden ook de anderen zich erover.
Nadat we twee keer een portie hadden gehaald, zijn we bij het vuur gaan kijken. Mijn buurvrouw, die onderweg tegenkwam, vertelde dat ze op andere plekken vaak kleinere vuurtjes hebben. Over deze vuurtjes maken de echte waaghalzen saltos, een keltische traditie om heksen en slechte geesten te verjagen. Helaas hebben we dit spektakel gemist, en was het vuur ook lang niet zo spannend als een paasvuur (er stond een groot lint omheen). De rest van het feest maakte dit echter meer dan goed.

maandag 22 juni 2009

Por fin


In één van mijn eerste berichten schreef ik over de verhuizing naar het meidenappartement. Nu is het eindelijk zover, twee maanden later dan gepland. Het meisje dat zou verhuizen had moeite met haar examens en stelde haar vertrek iedere twee weken met twee weken uit. Op een verhuizing durfde ik al bijna niet meer echt te hopen, maar gisteren kon ik de kamer van een ander meisje betrekken. Vrijdag was ik naar haar despedida geweest, dus dit keer durfde ik wel mijn tassen te pakken en kaartjes van de muur te halen. Aan verhuizen was ik wel toe zo langzamerhand, niet voor niets bracht ik steeds meer en meer tijd door op de universiteit.
Een vieze badkamer hoef ik in ieder geval niet meer te delen, heb nu één helemaal voor mezelf. Ironisch genoeg kreeg mijn oude buurman juist gister poetswoede en is de badkamer nu brandschoon. Heb hem maar niet verteld dat de Oezbeek de dag daarvoor een poging gedaan had om schoon te maken. Ter illustratie, de Oezbeek verfrist zijn kamer door er een bus deo in leeg te spuiten.
Dit appartement heeft nog meer voordelen, de keuken is groter, de boiler nieuwer, je kan je deur op laten staan zonder ‘Que tal’ risico en bovenal heeft het een terras. Een heel groot terras op het zuiden, en mijn kamer grenst daaraan. Je zou het ook een betonvlakte kunnen noemen, maar gelukkig grenst het terras aan de achterzijde aan een moestuin met bomen. Als de zon echt schijnt kun je daar nog net een plekje in de schaduw vinden. Behalve dat het buiten is, heeft het met ons oerwoud op Droef weinig gemeen, de tuin van de achterburen des te meer. Desondanks ben ik niet minder blij met mijn nieuwe kamer/appartement.

woensdag 17 juni 2009

Oranje flessen


Met nog steeds soms een been in Nederland, vernam ik dat we (nou, ja, ik even niet) vijftig jaar aardgas uit Slochteren tot onze beschikking hebben. Volgens de directeur (in Casa Luna, radio 1) mochten we in onze handen knijpen dat aardgas zo vanzelfsprekend was in de Nederlandse huishoudens. Maar weinig mensen beseften dat.
Nou, er is in ieder geval al weer een persoon meer die zich bewust is van die luxe... Onder Galicië is nooit een aardgasbel gevonden, en daarmee behoren aardgasleidingen ook niet tot de standaardinfrastructuur. Mijn appartement is uitgerust met een boiler en een gasfornuis, maar daar moet je wel zelf oranje gasflessen voor aansluiten. Over het algemeen werkt dit prima, maar soms kom je voor onaangename verassingen te staan. Het kan gebeuren dat de gasfles leeg is, als je net staat te douchen, of rampzaliger: staat te koken... Dat je, zoals studenten eigen is, niet heel ver in het voren hebt gedacht en een halve week op een nieuwe levering moet wachten... Of dat je huisgenoot uit zuinigheidsoverwegingen het gas afsluit (anders blijft de waakvlam branden), en jij je haar kan uitspoelen onder een koude douche. Alles is me wel een keer overkomen, en dan mis je de hoge-druk-altijd-warm-water-douche van de Haarweg, of zelfs de spaardouche van Droef toch wel een beetje. Gelukkig zijn er meestal twee gasflessen in gebruik, eentje voor het gasfornuis, en eentje voor de boiler, en kun je wisselen als er eentje leeg is.
De directeur benadrukte in zijn interview dat veel landen in Europa geen eigen gas hadden. Als ons aardgas opraakte zouden we ons ook wel redden, net als al die andere landen. Nou ik weet het nog zo net niet, met deze ervaring. Gelukkig liggen die gasleidingen er al.

woensdag 3 juni 2009

Weer aan het werk

Nu iedereen (behalve ik) weer is terug gekeerd naar Nederland, is het even voorbij met de vakanties en weekendjes weg. Er moet tenslotte ook nog gewerkt worden. Van babbelen met boeren en beleidsmakers is het nog niet echt gekomen. De plannenmakerij is hier voor mij een grote kluwen garen, waar de afgelopen honderd jaar flink mee is gespeeld. Af en toe probeer ik er een touwtje uit te trekken, in de hoop dat het een verhaal opleverd voor de rest van mijn afstudeervak, en dat ik het aan een ander interresant theoretisch touwtje kan knopen. Het valt nog niet mee. Trekken moet voorzichtig gebeuren, en in het Spaans. Generaliseren is bijna uit den boze, in Galicië is namelijk alles anders.
Dus daar zit ik met een enorme kluwen garen aan de ene kant en alle touwtjes die had meegenomen uit Nederland aan de andere kant. Weggooien is nooit mijn sterkste punt geweest, maar vrees ik nu toch wel een beetje noodzakelijk. Het touwtje babbelen met boeren is al zo goed als overboord. Behalve dat ik ze niet versta, blijken ze ook een stuk minder betrokken te zijn bij de verdere ontwikkeling van hun omgeving dan ik in Nederland had verwacht. In plaats daarvan ben ik nu aan land abandonment aan het trekken. Eerder schreef ik al over vervallen huizen in de stad. Dit blijkt ook in het landelijk gebied in grote mate voor te komen. Ongeveer 25 % van het platteland is verlaten, abandonned. Ongelooflijk. In Nederland leverde een braakliggend industrieterrein de Oostvaardersplassen op. Maar in plaats van nieuwe natuur, levert de situatie hier toch vooral problemen op. Door ophopende biomassa (bosjes, omgevallen bomen) wordt de kans op bosbranden groter. In 2005 is ongeveer 20 % van Galicië platgebrand. Nee, op nieuwe natuur zit hier niemand te wachten.
Daarnaast is er geen goed werkende grondmarkt. Verlaten percelen worden niet verkocht. Veel mensen bezitten wel ergens een stukje land en houden daar krampachtig aan vast. Als appeltje voor de dorst, omdat er misschien huizen gebouwd kunnen worden, of het gebruikt kan worden als productiebos, omdat grond hebben practisch niets kost of omdat men simpelweg niet weet dat het grond bezit. Door onduidelijkheid in ruimtelijk beleid kunnen deze situaties overal voorkomen. Door een niet functionerend Kadaster weet niemand echter wie of waar precies.
Aan de andere kant is het, bijvoorbeeld, om als boer bijna onmogelijk om land bij te kopen. De prijzen zijn hoog, kapitaal ontbreekt vaak en grondeigenaren willen om bovengenoemde redenen niet verkopen. Het gevolg is een situatie waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen zo goed als muurvast zitten. Er wordt wel aangewerkt, bijvoorbeeld door de oprichting van een grondbank, maar ook daar zitten weer haken en ogen aan.
Een interresant touwtje dus. Ik ben benieuwd waar het mij gaat brengen en welke touwtjes er nog meer bij gaan komen. Duidelijk is in ieder geval wel dat Galicië worstelt met grote maatregelen die genomen moeten worden, in een tijdperk dat die eigenlijk al weer uit den boze zijn. Niet alleen de overheid zwaait met de scepter, steeds meer draait het om betrokkenheid en participatie van andere partijen.

woensdag 27 mei 2009

Ons dopje

Net na het laatste uitstapje met Mathijs (weer na Santiago), nog even een kort impressie van het avontuur het weekend daarvoor. Ik weet het, loop nog een beetje achter. Een echt avontuur was het overigens niet, eigenlijk was het best wel een burgerlijk weekendje weg.
Na uitvoerig alle weersvoorspellingen te hebben bestudeerd, bleek het in Ourense het warmst en minst regenachtig te zijn. Bepakt en bezakt vertrokken we met de bus naar deze stad in het zuidoosten van Galicië. Na in alle tussenliggende dorpjes gestopt te zijn kwamen we twee uur later in Ourense aan. Mooie stad, tenminste het oude deel dan, en met eigen weldadige bronnen. Uit een fontein komt water van ongeveer 65 graden, ‘slightly radioactive’ (aldus de reisgids), maar verder overal goed voor. Een oud vrouwtje heeft ons het wonder nauwkeurig toegelicht. Van de dokter moest ze drie pilletjes per dag slikken, maar omdat ze iedere dag water uit de bron dronk kon ze nu met een half pilletje toe. En zo noemde ze nog een paar ‘wonderen’. Als we weer in de buurt waren, moesten we haar maar komen opzoeken. Tenminste als ze dan niet dood was. Hmmm, blijkbaar geeft de bron je nog niet het eeuwige leven. Mijn enkel heb ik er ook even in gehouden, ben benieuwd of het werkt.
Na een zware nacht voor mij, de paella was niet helemaal goed gevallen, begonnen we vol goede moed aan de rest van het weekend. Het plan was om een auto te huren, te gaan kamperen en langs de Cañon do Sil te wandelen; een plan waar weinig van overbleef. De hele zaterdag heeft het pijpenstelen geregend, bijzonder microklimaat of niet. Ons dopje (zo noemden we liefkozend de citroen C1 die we hadden gehuurd) bleek gelukkig comfortabel en bijna net zo gezellig als een tentje waar de regen op tikt. Alleen de ruitenwissers en haarspeldbochten maakten dat ik de rest van de dag yoghurtjes en droog brood bleef eten. De hoop om ook een keertje lifters mee te nemen vervloog bij het inladen. Kofferbakruimte had het dopje nauwelijks, en zo nam de grote rugzak met alle kampeerspullen de hele achterbank in beslag. Niet dat we mensen langs de kant van de weg hebben zien staan, overigens.
In plaats van kamperen hebben we maar een hostel opgezocht, in de stromende regen een tent opzetten leek ons niet ideaal. De volgende dag bracht ons dopje ons weer langs alle miradors, schattige ezels en oude boertjes in de omgeving. Hartstikke handig, zo’n mini auto, hij reed nog zuinig ook. Het weer was nog steeds niet fantastisch, maar we konden weer een stuk de kloof inkijken. Langs de hellingen van de kloof zijn talloze wijngaarden gebouwd, echt ongelooflijk. Af en toe was er een weggetje naar beneden toe en daar stonden dan nog een paar huizen. Hier ontmoetten we een paar gepensioneerde boertjes die ons met alle geweld kersen wouden laten proeven. Honderdvijftig foto’s en twee kilo kersen rijker kwamen we ’s avonds weer in het hostel.
Maandag was het zowaar lekker weer, dus op de terugweg nog maar meer foto’s gemaakt. Na het dopje weer te hebben ingeleverd, wat gedoe met tassen (de vvv wou niet op onze kampeerspullen passen, vanwege terrorisme en het station had geen kluisjes) hebben we nog even de stad bekeken. ’s Avonds wouden we met de trein weer terug, een veelbelovend traject door o.a. de Cañon do Sil. Helaas bleek drie keer vragen niet genoeg, de eerst volgende trein naar Lugo bleek pas een week later te gaan en zo gingen we toch nog met de bus terug.

donderdag 21 mei 2009

Kleine dingetjes

Voor deze ene keer schrijft niet Marlies maar Mathijs een stukje op Marlies haar weblog, Mathijs en Galicia dus.
Zo heel veel verschilt Spanje natuurlijk niet van Nederland. Zeker Galicië niet, want het weer is hier echt Nederlands: veel regen en zo af en toe een dagje zon, en dat levert soms mooie luchten op zoals Marlies al een keertje liet zien. Toch zijn er van die kleine dingetjes die Galicië Galicië maken.
Een van de dingen waar ik mij elke keer weer over verbaas is het gebrek aan intelligentie van de stoplichten. Er zijn geen knopje voor voetgangers om aan te geven dat je over wilt steken en er liggen geen lussen in het wegdek opdat het systeem weet of er auto’s zijn of niet. En dus zie je nog wel eens een rij auto’s wachten voor een rood licht op een leeg kruispunt. Sowieso is het verkeer hier en beetje ene zooitje, zie bijvoorbeeld Marlies’ stukje over parkeren als een Spanjaard.

De universiteitsbieb hier in Lugo lijkt wel gemaakt om elk geluidje uit te vergoten. Als ik rondloop hoor ik mijn schoenen piepen en elk kuchje klinkt als een kanonschot. In de bieb in Nederland klinkt alles toch een stuk gedempter. Gelukkig heb ik een zaal speciaal voor professoren en aio’s gevonden, waar ik meestal de enige ben die er zit en heb ik dus redelijk weinig last van het gegalm.

Maar er zijn ook leuke kleine dingetjes, die het leven hier wel aangenaam maken. Het mooiste is toch wel dat je hier ’s ochtends bij de koffie (in mijn geval natuurlijk nog steeds thee) een tapas krijgt aangeboden. Dus net op het moment dat ik nog een vaag lunch honger gevoel begin te krijgen (12.00h) wordt mijn maag gesust met een lekker hapje tortilla de patatas of empanada.
Wat ook wel fijn is, is dat het hier pas laat licht wordt, en ook weer laat donker. Eigenlijk zou Galicië in de zelfde tijdszone als Engeland en Portugal moeten liggen, maar twee tijdzones in een land is ook maar lastig. Mij komt dat wel goed uit, zo is het een stuk makkelijker aanpassen aan het Spaanse tijdschema (werken van 10.30 tot 14.00 uur en 16.00 tot 20.00 uur) gewend. Dat wordt nog leuk terug in Nederland…
En zelfs op het kleinste kamertje van de universiteit ontloop je niet aan het gevoel dat het hier toch net iets anders is als thuis. De kreten op de deuren van WCs zijn hier bijvoorbeeld Viva Galicia (leve Galicië) en Libertad e Socialismo (vrijheid en socialisme) inclusief hamer en sikkel. Toch weer wat anders als Ajax en Feyenoord…

dinsdag 19 mei 2009

Met Mathijs in A Coruña

Na het bezoek van mijn ouders, stond er nog een (langverwacht) bezoekje op het programma. De komende twee weken werkt Mathijs vanuit Lugo aan zijn artikel. Afgelopen vrijdag heb ik hem opgehaald van het vliegveld van A Coruña. Voordat we verder gingen naar Lugo eerst een romatisch weekend in de stad A Coruña. Behalve met een roze bril, konden we (nou ja, in ieder geval ik dan) het niet laten ook met een plannersbril te kijken.
A Coruña is een vreemd gevormde stad. Het centrum is verdeeld en ligt op een schiereiland met twee punten. De ene punt steekt de atlantische oceaan in, de andere richting de ría (brede uitmonding van een rivier in de zee, een soort estuarium). Verder is er nog een smal stukje dat de beide punten met het vaste land verbind, en waar de verdere uitbreiding van de stad ligt. Een echte eenheid vormen de verschillende delen niet. Op het tussenstuk ligt het commerciële centrum, met alle winkels, barretjes en restaurants. Dan is er het plein van María Pita, met het gemeentehuis, het belangrijkste plein van de stad. María Pita is een soort Kenau, die een krappe vijfhonderd jaar geleden de stad heeft bevrijd van de Engelsen.
Daarachter ligt op de punt die de ría insteekt het oude centrum, geflankeerd door de haven. Het oude centrum is leeg en stil, het tegenovergestelde van het commerciële centrum, waar het druk en rommelig is. Het plein van María Pita ligt er een beetje verloren tussenin. De andere punt is interresanter, door de ligging aan de oceaan is de kust rotsig en slaan de golven er met veel geweld op stuk. Behalve een vuurtoren (volgens de Corunezen de oudste ter wereld, gebouwd door de Romeinen) en een beeldenpark is er helemaal niets. Hoeft ook niet, de nabijheid van de oceaan is genoeg.
Het lijkt erop dat de stad zich jaren geleden van een identiteitscrisis heeft proberen te redden. Op diverse plekken in de stad verijzen nieuwe iconen, zoals een tramlijn naar de vuurtoren, beelden en futuristische gebouwen. Wat overigens wel authetiek is, zijn de voorzetramen, die je langs bijna alle gevels in de stad ziet. Voor mijn gevoel blijft het echter een beetje los zand, de stad heeft niet de charme van Santiago, of de gemoedelijke provinciale sfeer van Lugo. Desondanks hebben Mathijs en ik ons prima kunnen vermaken in deze stad. Na alle bezienswaardigheden bezocht te hebben, bleek er vlak bij ons hotel een Feria de Abril gaande te zijn. Feria de Abril is een feestweek in Sevilla, maar wordt nu langzamerhand overgenomen in andere delen van Spanje. Het feest kenmerkt zich door Sevillaanse folklore: dames in fleurige jurken, regionale dansen en typische hapjes. Allemaal heel exotisch voor het noorden van Spanje. Een paar weken geleden heb ik de Feria in Lugo nagenoeg gemist (het regende), maar nu kon ik toch nog mijn hard ophalen. Leuk was ook om te zien dat aan de andere kant van de straat de Galisische folklore eer aan werd gedaan. Hier speelde een groepje volksmuziek op gaita’s (doedelzakken) en tamboerijns. Ondertussen werd de kindjes Keltisch dansen bijgebracht. Naast al deze Spaanse invloeden konden we ook nog even onze Nederlandse ‘roots’ eer aan doen. Er was een gratis tentoonstelling van Hollandse Meesters waar het Rijksmuseum (dat in A’dam) tijdelijk geen plaats voor had. Ook deze meesters (o.a. Mesdag) hadden inspiratie geput uit Ruysdaal en zo konden we toch nog even genieten van Hollandse luchten en koeien.

dinsdag 12 mei 2009

Geparkeerd als een Spanjaard

Foto's: (boven:)geparkeerd in Ribeira/horreo/Cabo de Concurbedo /(links:) spelende kinderen bij strandje Concurbedo/het mooiste strandje: Carnota/toren kathedraal Santiago / (en rechts:) in de lappenmand..
Twee weken geleden was het zover, na drie dagen autorijden kwamen papa en mama aan in Lugo. De tomtom had ze tot voor de deur gebracht. Techniek staat voor niets. Tot voor de deur bleek geen overbodige luxe te zijn. De hele dag was het bewolkt en miezerig geweest, maar vlak voordat papa en mama aankwamen begon het echt te regenen. En dat terwijl mama nog wel in de veronderstelling was dat als zij in Spanje aankwam de zon wel zou gaan schijnen. Wishfull thinking. In Burgos scheen de zon, maar was het drie graden. In Lugo was het zeker tien graden warmer, maar ja daar scheen de zon weer niet. Een bezoekje aan de Zara (Galisisch huismerk!) boodt uitkomst, gewapend met een nieuwe sjaal waren de grootste ongemakken verholpen. Dat het dat weekend echt mooi weer zou worden, konden ze niet meer geloven.
In de dagen daarvoor was ik een goede bekende geworden van de vvv en verschillende hotels, waar ik om kaarten en informatie voor overnachtingen had gevraagd. Op de universiteit is me meerdere malen bezorgd gevraagd of mijn ouders wel Spaans spraken. Ach, in Italië hebben ze zich ook gered en de Spanjaarden zijn niet zo precies als Fransen. Bovendien kon ik ze de eerste week inwijden in alle gewoonten en gebruiken.
Net als ik moesten ze wennen aan de etenstijden, met als gevolg dat we op maandag om acht uur als enige gasten in een restaurant zaten. Voor de gezelligheid ging de televisie aan. De dagen daarna zijn we, net als de Spanjaarden, maar stevig gaan lunchen. Dat beviel beter, zo goed zelfs dat we ’s avonds niet meer echt hoefden te eten. Op woensdag had Marta (mijn kantoorgenootje) ons mee genomen op tapastocht/wijnproeverij. Iedere kroeg heeft zo zijn eigen specialiteiten om de wijn mee te vergezellen, zoals ze hier het nut van de tapas uitleggen. Na vier kroegen en wijntjes hadden we er heel wat geproefd en waren we op de hoogte van alle lokale feesten, hapjes en gebruiken.
Donderdag ben ik met mijn ouders meegegaan naar de kust. Alle folders van de vvv ten spijt, we zijn naar een ANWB-erkende camping gegaan. Heel verbazingwekkend reden we al zoekend naar de camping achter een Nederlandse caravan aan, het kon niet missen. De dagen daarna vermaakten we ons met het bezoeken van dorpjes, stranden, horréos (graanschuurtjes op poten), rotskusten en uitzichtpunten. Allemaal in een iets rustiger tempo dan ik van te voren in mijn hoofd had zitten. Vorige week vrijdag ben ik weer door mijn enkel gegaan (de week daarvoor ook al), waardoor ik tijdelijk minder mobiel was. Gelukkig hoefde ik nu niet zelf naar de supermarkt te strompelen, maar werd ik in mijn stoel bediend. Wel fijn toch, ouders in de buurt. Om de schade een beetje in te halen ben ik tot en met dinsdag gebleven (mama’s verjaardag) en hebben we toen samen Santiago de Compostela bezocht. Een erg indrukwekkende stad, de pelgrims gaven het een beetje extra charme. Ik ga er beslist nog een keer heen.
De zon scheen ook, en hard. Alle regen was meteen weer vergeten. We hebben er van genoten op de vele strandjes die we onderweg tegenkwamen. Terug in Lugo werd ik wel op het bestaan van zonnebrand gewezen... Tja, zal ook wel een typische Nederlandse gewoonte zijn, om bij ieder straaltje zon al je kleren op te stropen en ervan te genieten.
Ondertussen leerden papa en mama de Spaanse gewoonten ook rap bij. Zo kan papa zijn auto nu parkeren als een echte Spanjaard. Parkeren is een groot probleem in Spaanse steden. Er is nooit genoeg plaats en iedereen parkeert zijn auto daarom maar ergens op een onmogelijke manier. Met een beetje draaien was papa ook in staat de auto er tussen te passen. Toen de wijn uit Nederland op was, hebben we volgens de aanwijzingen van Marta een Rioja Crianza gevonden in de schappen van de supermarkt. Koffie bestellen in het Spaans gaat ook steeds beter. Een spoedcursus in deze taal is niet meer nodig. Alleen het eten... eenmaal op de camping zijn we maar weer overgegaan op Nederlandse tijden, nou ja, Nederlandse vakantietijden.