woensdag 27 mei 2009

Ons dopje

Net na het laatste uitstapje met Mathijs (weer na Santiago), nog even een kort impressie van het avontuur het weekend daarvoor. Ik weet het, loop nog een beetje achter. Een echt avontuur was het overigens niet, eigenlijk was het best wel een burgerlijk weekendje weg.
Na uitvoerig alle weersvoorspellingen te hebben bestudeerd, bleek het in Ourense het warmst en minst regenachtig te zijn. Bepakt en bezakt vertrokken we met de bus naar deze stad in het zuidoosten van Galicië. Na in alle tussenliggende dorpjes gestopt te zijn kwamen we twee uur later in Ourense aan. Mooie stad, tenminste het oude deel dan, en met eigen weldadige bronnen. Uit een fontein komt water van ongeveer 65 graden, ‘slightly radioactive’ (aldus de reisgids), maar verder overal goed voor. Een oud vrouwtje heeft ons het wonder nauwkeurig toegelicht. Van de dokter moest ze drie pilletjes per dag slikken, maar omdat ze iedere dag water uit de bron dronk kon ze nu met een half pilletje toe. En zo noemde ze nog een paar ‘wonderen’. Als we weer in de buurt waren, moesten we haar maar komen opzoeken. Tenminste als ze dan niet dood was. Hmmm, blijkbaar geeft de bron je nog niet het eeuwige leven. Mijn enkel heb ik er ook even in gehouden, ben benieuwd of het werkt.
Na een zware nacht voor mij, de paella was niet helemaal goed gevallen, begonnen we vol goede moed aan de rest van het weekend. Het plan was om een auto te huren, te gaan kamperen en langs de Cañon do Sil te wandelen; een plan waar weinig van overbleef. De hele zaterdag heeft het pijpenstelen geregend, bijzonder microklimaat of niet. Ons dopje (zo noemden we liefkozend de citroen C1 die we hadden gehuurd) bleek gelukkig comfortabel en bijna net zo gezellig als een tentje waar de regen op tikt. Alleen de ruitenwissers en haarspeldbochten maakten dat ik de rest van de dag yoghurtjes en droog brood bleef eten. De hoop om ook een keertje lifters mee te nemen vervloog bij het inladen. Kofferbakruimte had het dopje nauwelijks, en zo nam de grote rugzak met alle kampeerspullen de hele achterbank in beslag. Niet dat we mensen langs de kant van de weg hebben zien staan, overigens.
In plaats van kamperen hebben we maar een hostel opgezocht, in de stromende regen een tent opzetten leek ons niet ideaal. De volgende dag bracht ons dopje ons weer langs alle miradors, schattige ezels en oude boertjes in de omgeving. Hartstikke handig, zo’n mini auto, hij reed nog zuinig ook. Het weer was nog steeds niet fantastisch, maar we konden weer een stuk de kloof inkijken. Langs de hellingen van de kloof zijn talloze wijngaarden gebouwd, echt ongelooflijk. Af en toe was er een weggetje naar beneden toe en daar stonden dan nog een paar huizen. Hier ontmoetten we een paar gepensioneerde boertjes die ons met alle geweld kersen wouden laten proeven. Honderdvijftig foto’s en twee kilo kersen rijker kwamen we ’s avonds weer in het hostel.
Maandag was het zowaar lekker weer, dus op de terugweg nog maar meer foto’s gemaakt. Na het dopje weer te hebben ingeleverd, wat gedoe met tassen (de vvv wou niet op onze kampeerspullen passen, vanwege terrorisme en het station had geen kluisjes) hebben we nog even de stad bekeken. ’s Avonds wouden we met de trein weer terug, een veelbelovend traject door o.a. de Cañon do Sil. Helaas bleek drie keer vragen niet genoeg, de eerst volgende trein naar Lugo bleek pas een week later te gaan en zo gingen we toch nog met de bus terug.

donderdag 21 mei 2009

Kleine dingetjes

Voor deze ene keer schrijft niet Marlies maar Mathijs een stukje op Marlies haar weblog, Mathijs en Galicia dus.
Zo heel veel verschilt Spanje natuurlijk niet van Nederland. Zeker Galicië niet, want het weer is hier echt Nederlands: veel regen en zo af en toe een dagje zon, en dat levert soms mooie luchten op zoals Marlies al een keertje liet zien. Toch zijn er van die kleine dingetjes die Galicië Galicië maken.
Een van de dingen waar ik mij elke keer weer over verbaas is het gebrek aan intelligentie van de stoplichten. Er zijn geen knopje voor voetgangers om aan te geven dat je over wilt steken en er liggen geen lussen in het wegdek opdat het systeem weet of er auto’s zijn of niet. En dus zie je nog wel eens een rij auto’s wachten voor een rood licht op een leeg kruispunt. Sowieso is het verkeer hier en beetje ene zooitje, zie bijvoorbeeld Marlies’ stukje over parkeren als een Spanjaard.

De universiteitsbieb hier in Lugo lijkt wel gemaakt om elk geluidje uit te vergoten. Als ik rondloop hoor ik mijn schoenen piepen en elk kuchje klinkt als een kanonschot. In de bieb in Nederland klinkt alles toch een stuk gedempter. Gelukkig heb ik een zaal speciaal voor professoren en aio’s gevonden, waar ik meestal de enige ben die er zit en heb ik dus redelijk weinig last van het gegalm.

Maar er zijn ook leuke kleine dingetjes, die het leven hier wel aangenaam maken. Het mooiste is toch wel dat je hier ’s ochtends bij de koffie (in mijn geval natuurlijk nog steeds thee) een tapas krijgt aangeboden. Dus net op het moment dat ik nog een vaag lunch honger gevoel begin te krijgen (12.00h) wordt mijn maag gesust met een lekker hapje tortilla de patatas of empanada.
Wat ook wel fijn is, is dat het hier pas laat licht wordt, en ook weer laat donker. Eigenlijk zou Galicië in de zelfde tijdszone als Engeland en Portugal moeten liggen, maar twee tijdzones in een land is ook maar lastig. Mij komt dat wel goed uit, zo is het een stuk makkelijker aanpassen aan het Spaanse tijdschema (werken van 10.30 tot 14.00 uur en 16.00 tot 20.00 uur) gewend. Dat wordt nog leuk terug in Nederland…
En zelfs op het kleinste kamertje van de universiteit ontloop je niet aan het gevoel dat het hier toch net iets anders is als thuis. De kreten op de deuren van WCs zijn hier bijvoorbeeld Viva Galicia (leve Galicië) en Libertad e Socialismo (vrijheid en socialisme) inclusief hamer en sikkel. Toch weer wat anders als Ajax en Feyenoord…

dinsdag 19 mei 2009

Met Mathijs in A Coruña

Na het bezoek van mijn ouders, stond er nog een (langverwacht) bezoekje op het programma. De komende twee weken werkt Mathijs vanuit Lugo aan zijn artikel. Afgelopen vrijdag heb ik hem opgehaald van het vliegveld van A Coruña. Voordat we verder gingen naar Lugo eerst een romatisch weekend in de stad A Coruña. Behalve met een roze bril, konden we (nou ja, in ieder geval ik dan) het niet laten ook met een plannersbril te kijken.
A Coruña is een vreemd gevormde stad. Het centrum is verdeeld en ligt op een schiereiland met twee punten. De ene punt steekt de atlantische oceaan in, de andere richting de ría (brede uitmonding van een rivier in de zee, een soort estuarium). Verder is er nog een smal stukje dat de beide punten met het vaste land verbind, en waar de verdere uitbreiding van de stad ligt. Een echte eenheid vormen de verschillende delen niet. Op het tussenstuk ligt het commerciële centrum, met alle winkels, barretjes en restaurants. Dan is er het plein van María Pita, met het gemeentehuis, het belangrijkste plein van de stad. María Pita is een soort Kenau, die een krappe vijfhonderd jaar geleden de stad heeft bevrijd van de Engelsen.
Daarachter ligt op de punt die de ría insteekt het oude centrum, geflankeerd door de haven. Het oude centrum is leeg en stil, het tegenovergestelde van het commerciële centrum, waar het druk en rommelig is. Het plein van María Pita ligt er een beetje verloren tussenin. De andere punt is interresanter, door de ligging aan de oceaan is de kust rotsig en slaan de golven er met veel geweld op stuk. Behalve een vuurtoren (volgens de Corunezen de oudste ter wereld, gebouwd door de Romeinen) en een beeldenpark is er helemaal niets. Hoeft ook niet, de nabijheid van de oceaan is genoeg.
Het lijkt erop dat de stad zich jaren geleden van een identiteitscrisis heeft proberen te redden. Op diverse plekken in de stad verijzen nieuwe iconen, zoals een tramlijn naar de vuurtoren, beelden en futuristische gebouwen. Wat overigens wel authetiek is, zijn de voorzetramen, die je langs bijna alle gevels in de stad ziet. Voor mijn gevoel blijft het echter een beetje los zand, de stad heeft niet de charme van Santiago, of de gemoedelijke provinciale sfeer van Lugo. Desondanks hebben Mathijs en ik ons prima kunnen vermaken in deze stad. Na alle bezienswaardigheden bezocht te hebben, bleek er vlak bij ons hotel een Feria de Abril gaande te zijn. Feria de Abril is een feestweek in Sevilla, maar wordt nu langzamerhand overgenomen in andere delen van Spanje. Het feest kenmerkt zich door Sevillaanse folklore: dames in fleurige jurken, regionale dansen en typische hapjes. Allemaal heel exotisch voor het noorden van Spanje. Een paar weken geleden heb ik de Feria in Lugo nagenoeg gemist (het regende), maar nu kon ik toch nog mijn hard ophalen. Leuk was ook om te zien dat aan de andere kant van de straat de Galisische folklore eer aan werd gedaan. Hier speelde een groepje volksmuziek op gaita’s (doedelzakken) en tamboerijns. Ondertussen werd de kindjes Keltisch dansen bijgebracht. Naast al deze Spaanse invloeden konden we ook nog even onze Nederlandse ‘roots’ eer aan doen. Er was een gratis tentoonstelling van Hollandse Meesters waar het Rijksmuseum (dat in A’dam) tijdelijk geen plaats voor had. Ook deze meesters (o.a. Mesdag) hadden inspiratie geput uit Ruysdaal en zo konden we toch nog even genieten van Hollandse luchten en koeien.

dinsdag 12 mei 2009

Geparkeerd als een Spanjaard

Foto's: (boven:)geparkeerd in Ribeira/horreo/Cabo de Concurbedo /(links:) spelende kinderen bij strandje Concurbedo/het mooiste strandje: Carnota/toren kathedraal Santiago / (en rechts:) in de lappenmand..
Twee weken geleden was het zover, na drie dagen autorijden kwamen papa en mama aan in Lugo. De tomtom had ze tot voor de deur gebracht. Techniek staat voor niets. Tot voor de deur bleek geen overbodige luxe te zijn. De hele dag was het bewolkt en miezerig geweest, maar vlak voordat papa en mama aankwamen begon het echt te regenen. En dat terwijl mama nog wel in de veronderstelling was dat als zij in Spanje aankwam de zon wel zou gaan schijnen. Wishfull thinking. In Burgos scheen de zon, maar was het drie graden. In Lugo was het zeker tien graden warmer, maar ja daar scheen de zon weer niet. Een bezoekje aan de Zara (Galisisch huismerk!) boodt uitkomst, gewapend met een nieuwe sjaal waren de grootste ongemakken verholpen. Dat het dat weekend echt mooi weer zou worden, konden ze niet meer geloven.
In de dagen daarvoor was ik een goede bekende geworden van de vvv en verschillende hotels, waar ik om kaarten en informatie voor overnachtingen had gevraagd. Op de universiteit is me meerdere malen bezorgd gevraagd of mijn ouders wel Spaans spraken. Ach, in Italië hebben ze zich ook gered en de Spanjaarden zijn niet zo precies als Fransen. Bovendien kon ik ze de eerste week inwijden in alle gewoonten en gebruiken.
Net als ik moesten ze wennen aan de etenstijden, met als gevolg dat we op maandag om acht uur als enige gasten in een restaurant zaten. Voor de gezelligheid ging de televisie aan. De dagen daarna zijn we, net als de Spanjaarden, maar stevig gaan lunchen. Dat beviel beter, zo goed zelfs dat we ’s avonds niet meer echt hoefden te eten. Op woensdag had Marta (mijn kantoorgenootje) ons mee genomen op tapastocht/wijnproeverij. Iedere kroeg heeft zo zijn eigen specialiteiten om de wijn mee te vergezellen, zoals ze hier het nut van de tapas uitleggen. Na vier kroegen en wijntjes hadden we er heel wat geproefd en waren we op de hoogte van alle lokale feesten, hapjes en gebruiken.
Donderdag ben ik met mijn ouders meegegaan naar de kust. Alle folders van de vvv ten spijt, we zijn naar een ANWB-erkende camping gegaan. Heel verbazingwekkend reden we al zoekend naar de camping achter een Nederlandse caravan aan, het kon niet missen. De dagen daarna vermaakten we ons met het bezoeken van dorpjes, stranden, horréos (graanschuurtjes op poten), rotskusten en uitzichtpunten. Allemaal in een iets rustiger tempo dan ik van te voren in mijn hoofd had zitten. Vorige week vrijdag ben ik weer door mijn enkel gegaan (de week daarvoor ook al), waardoor ik tijdelijk minder mobiel was. Gelukkig hoefde ik nu niet zelf naar de supermarkt te strompelen, maar werd ik in mijn stoel bediend. Wel fijn toch, ouders in de buurt. Om de schade een beetje in te halen ben ik tot en met dinsdag gebleven (mama’s verjaardag) en hebben we toen samen Santiago de Compostela bezocht. Een erg indrukwekkende stad, de pelgrims gaven het een beetje extra charme. Ik ga er beslist nog een keer heen.
De zon scheen ook, en hard. Alle regen was meteen weer vergeten. We hebben er van genoten op de vele strandjes die we onderweg tegenkwamen. Terug in Lugo werd ik wel op het bestaan van zonnebrand gewezen... Tja, zal ook wel een typische Nederlandse gewoonte zijn, om bij ieder straaltje zon al je kleren op te stropen en ervan te genieten.
Ondertussen leerden papa en mama de Spaanse gewoonten ook rap bij. Zo kan papa zijn auto nu parkeren als een echte Spanjaard. Parkeren is een groot probleem in Spaanse steden. Er is nooit genoeg plaats en iedereen parkeert zijn auto daarom maar ergens op een onmogelijke manier. Met een beetje draaien was papa ook in staat de auto er tussen te passen. Toen de wijn uit Nederland op was, hebben we volgens de aanwijzingen van Marta een Rioja Crianza gevonden in de schappen van de supermarkt. Koffie bestellen in het Spaans gaat ook steeds beter. Een spoedcursus in deze taal is niet meer nodig. Alleen het eten... eenmaal op de camping zijn we maar weer overgegaan op Nederlandse tijden, nou ja, Nederlandse vakantietijden.

woensdag 6 mei 2009

Koffie!

Een essentieel onderdeel van de dag is voor mij toch wel het koffiedrinken. In Wageningen begon ik iedere dag op Gaia (gebouw WUR) met een zelfgezet bakkie. Samen met het palaveren (plannerstaal voor eindeloos ouwehoeren) was dit een vast ritueel op de ochtend. Een ritueel wat zich overigens meerdere malen op de ochtend herhaalde, als de koffiepot leeg was. Of op de middag, als het tijd was voor de hoognodige after-lunch-dip-bak. Of als er mensen langs kwamen, die nog niet hadden gehad. Tja, ambtenaren in de dop, zeg maar.
In Lugo zit de koffiecultuur een beetje anders in elkaar. Zo was er tot mijn grote schrik nergens is het gebouw een koffieautomaat te bekennen en had ook niemand een koffiezetapparaat in zijn kamer staan. Ook in mijn huis kon ik nergens een mogelijkheid vinden om koffie mee te zetten. Van Spanjaarden had ik toch wel verwacht een stevige bak te lusten. Na een paar dagen bleek het gelukkig alles mee te vallen. Hier drinken ze geen koffie vanachter de computer, nee er wordt tijd voor gemaakt. Koffie uit een apparaat of automaat vinden ze ook niet de moeite, dat smaakt namelijk niet lekker. Alleen bij de overheid (dus toch ambtenaren) en in sommige grote bedrijven kun je koffieautomaten vinden. De universiteit daarentegen is uitgerust met verschillende cafetarias, waar iedereen voldoet aan koffiebehoefte.
Inmiddels ben ik ook redelijk gewend aan het ritme en ga ik om twaalf uur mee koffie drinken, in de cafetaría van Pepe. Aan de after-lunch/siesta-dip-bak blijken ze hier ook te doen: om kwart voor vier, voordat ik weer aan het werk ga, haal ik nog een kop koffie bij Pepe. Inmiddels kennen ze me daar, als la chica Holandesa (of erger la rubia: de blonde), en ben ik vrienden geworden met Pepe. Pepe heeft namelijk, ooit, lang geleden, in Rotterdam gewoond en gewerkt. Hij vertelde mij trots dat hij nog een paar woordjes Nederlands wist: Danke schön en auf wiedersehen. Nou ja, hij had ook Duits geleerd en volgens de mensen hier is het verschil niet zo groot. Zijn vrouw vertelde me laatst dat ze eigenlijk wel zin had om terug te gaan naar Nederland, het was toch wel een mooi land. Pepe speelde ondertussen een potje kaart met een paar studenten.
Alleen dat palaveren is nog een beetje lastig in het Spaans... Hoewel, vanochtend werd ik aangeschoten door twee docenten: ik was toch die Nederlandse? Na een beetje over koetjes en kalfjes gepraat te hebben, kwam een van de docenten met een opmerkelijke vraag: of ik mee ging naar zijn college om iets over Nederland te vertellen. Prima. Later bleek het te gaan over de arbeidsveiligheid op boerderijen, niet echt mij specialiteit. Leuk was het wel, vooral om al schertsend een hele hoop complimenten over Nederland te horen. En over drie maanden spreek ik beter Spaans dan alle studenten bij elkaar, aldus de docent. Hmmm, we zullen zien...