dinsdag 19 mei 2009

Met Mathijs in A Coruña

Na het bezoek van mijn ouders, stond er nog een (langverwacht) bezoekje op het programma. De komende twee weken werkt Mathijs vanuit Lugo aan zijn artikel. Afgelopen vrijdag heb ik hem opgehaald van het vliegveld van A Coruña. Voordat we verder gingen naar Lugo eerst een romatisch weekend in de stad A Coruña. Behalve met een roze bril, konden we (nou ja, in ieder geval ik dan) het niet laten ook met een plannersbril te kijken.
A Coruña is een vreemd gevormde stad. Het centrum is verdeeld en ligt op een schiereiland met twee punten. De ene punt steekt de atlantische oceaan in, de andere richting de ría (brede uitmonding van een rivier in de zee, een soort estuarium). Verder is er nog een smal stukje dat de beide punten met het vaste land verbind, en waar de verdere uitbreiding van de stad ligt. Een echte eenheid vormen de verschillende delen niet. Op het tussenstuk ligt het commerciële centrum, met alle winkels, barretjes en restaurants. Dan is er het plein van María Pita, met het gemeentehuis, het belangrijkste plein van de stad. María Pita is een soort Kenau, die een krappe vijfhonderd jaar geleden de stad heeft bevrijd van de Engelsen.
Daarachter ligt op de punt die de ría insteekt het oude centrum, geflankeerd door de haven. Het oude centrum is leeg en stil, het tegenovergestelde van het commerciële centrum, waar het druk en rommelig is. Het plein van María Pita ligt er een beetje verloren tussenin. De andere punt is interresanter, door de ligging aan de oceaan is de kust rotsig en slaan de golven er met veel geweld op stuk. Behalve een vuurtoren (volgens de Corunezen de oudste ter wereld, gebouwd door de Romeinen) en een beeldenpark is er helemaal niets. Hoeft ook niet, de nabijheid van de oceaan is genoeg.
Het lijkt erop dat de stad zich jaren geleden van een identiteitscrisis heeft proberen te redden. Op diverse plekken in de stad verijzen nieuwe iconen, zoals een tramlijn naar de vuurtoren, beelden en futuristische gebouwen. Wat overigens wel authetiek is, zijn de voorzetramen, die je langs bijna alle gevels in de stad ziet. Voor mijn gevoel blijft het echter een beetje los zand, de stad heeft niet de charme van Santiago, of de gemoedelijke provinciale sfeer van Lugo. Desondanks hebben Mathijs en ik ons prima kunnen vermaken in deze stad. Na alle bezienswaardigheden bezocht te hebben, bleek er vlak bij ons hotel een Feria de Abril gaande te zijn. Feria de Abril is een feestweek in Sevilla, maar wordt nu langzamerhand overgenomen in andere delen van Spanje. Het feest kenmerkt zich door Sevillaanse folklore: dames in fleurige jurken, regionale dansen en typische hapjes. Allemaal heel exotisch voor het noorden van Spanje. Een paar weken geleden heb ik de Feria in Lugo nagenoeg gemist (het regende), maar nu kon ik toch nog mijn hard ophalen. Leuk was ook om te zien dat aan de andere kant van de straat de Galisische folklore eer aan werd gedaan. Hier speelde een groepje volksmuziek op gaita’s (doedelzakken) en tamboerijns. Ondertussen werd de kindjes Keltisch dansen bijgebracht. Naast al deze Spaanse invloeden konden we ook nog even onze Nederlandse ‘roots’ eer aan doen. Er was een gratis tentoonstelling van Hollandse Meesters waar het Rijksmuseum (dat in A’dam) tijdelijk geen plaats voor had. Ook deze meesters (o.a. Mesdag) hadden inspiratie geput uit Ruysdaal en zo konden we toch nog even genieten van Hollandse luchten en koeien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten